e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wessem

Overzicht

Gevonden: 834
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koster koster: köstər (Wessem) koster [RND] III-3-3
kous: algemeen hoos: hoas (Wessem) Hoe noemt men de kous (de lange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] III-1-3
kousenband bindel: binjel (Wessem) kousenband [N 07 (1961)] III-1-3
kouter kouter: kǫu̯tǝr (Wessem) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraaltjes kraaltjes: krelkəs (Wessem) kraaltjes [RND] III-3-2
krijsen sjierpen: shirpe (Wessem) een hard schreeuwend geluid maken, gezegd van vogels (kèken, krijsen) [N 83 (1981)] III-4-1
krollen lallen: lalle (Wessem) Hoe noemt u het geluid van een krolse vrouwelijke kat [N 83 (1981)] III-2-1
kropgat kropgat: kropgat (Wessem) Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h] II-3
kruidwis kruidwis: kroe.twés (Wessem) kruidwis [N 06 (1960)] III-3-2
kruien kruien: kruien (Wessem) De molen of molenkap draaien met als doel de wiekenas in de windrichting te plaatsen. [N O, 30i; N O, 30k; A 42A, 56; monogr.] II-3