e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wessem

Overzicht

Gevonden: 834
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaatsen schaatsen: sjaatsö (Wessem) Schaatsenrijden [sjatsen, sjtriksjoon loupe]. [N 06 (1960)] III-3-2
schaatsijzer staak: stoəkə (Wessem) Noemt men het stalen onderdeel, dat over het ijs glijdt en dat geregeld geslepen moet worden, met een afzonderlijk woord? Zo ja, hoe luidt dit? [DC 23 (1953)] III-3-2
schaduw, lommer scheem: innə šiem (Wessem), sjîêm (Wessem) (de) schaduw [DC 23 (1953)] || schaduw (lommer) [RND] III-4-4
schafttijd eten: no. əd ɛ.tə (Wessem) schafttijd [RND] III-3-1
schapenvet schaapsreut: sjóópsreut (Wessem) Kent u het woord roet (of root, ruut, riet of iets dergelijks) in de betekenis van runder-, schapen- of geitenvet? Zo ja, in welke vorm? [DC 25 (1954)] III-2-3
schenkel beenschijf: beinsjief (Wessem) schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)] III-2-3
schijfkouter snijschuif: snīi̯šȳf (Wessem) Het gewone of meskouter kan soms vervangen worden door een roterende stalen schijf die met een stang of gevorkt ijzer aan de ploegboom verbonden is. Dit vertikaal snijdende schijfkouter wordt vooral gebruikt bij het scheuren van weiland en het omploegen van groenbemestingsgewassen (serradella, lupine e.d.), dus in die gevallen waarin het gewone kouter te veel weerstand zou ondervinden. Dat het schijfkouter niet overal bekend is (geweest), blijkt uit een aantal op de vraag naar "schijfkouter" gegeven termen die op de ploegschaar, het kouter, de voorschaar, het ploegwieltje of het ploegvoetje wijzen. Deze opgaven werden naar de betreffende lemmata overgebracht. De overige opgaven, die als "schijfkouter" konden worden geduid, zijn in dit lemma onder A. bijeengezet. Blijkens de toelichting bij de opgaven die n.a.v. de vraag naar "rōsmes" (N 11, 33g) werden verstrekt en die onder B. zijn opgenomen, kon de ploeg voor het snijden van graszoden e.d. ook op een andere wijze dan met een schijfkouter worden toegerust, zoals een niet roterend mes, of een mes dat aan de ploegvoet bevestigd werd. De toelichting bij rusmes voor L 270 lijkt echter te wijzen op voorschaar, terwijl die voor L 312 aan het schijfkouter doet denken. Het is niet uitgesloten dat met enige van de bij A. genoemde mes-samenstellingen in werkelijkheid niet het schijfkouter bedoeld wordt en dat de onder B. genoemde termen soms de voorschaar of een variant daarvan betreffen. Men zie ook de lemmata mestinlegger en voorschaar. [N 11, 33g + k; N 11A, 91; A 26, 4b; Lu 4, 4b] I-1
schip schip: šê.p (Wessem) schip [RND] III-3-1
schipper schipper: šipər (Wessem) schipper [RND] III-3-1
schoen schoentje: schoentje (Wessem) Het kleine losse bakje onderaan het kaar dat tijdens het malen in schuddende beweging is. Het schoen staat de molenaar toe de graantoevoer naar de stenen te regelen. [N O, 19j; A 42A, 39; N D, 12; Sche 52; Vds 149; Jan 156; Coe 137; Grof 158; A 42A, 19] II-3