17632 |
tepel |
tet:
titte (L375p Wessem)
|
Welk woord bezigt men voor de tepel van een vrouwenborst? [DC 43 (1968)]
III-1-1
|
27253 |
timmerman |
timmerman:
tø ̝mǝrmān (L375p Wessem)
|
Ambachtsman die het timmeren als beroep uitoefent. Tot zijn werkzaamheden behoren het vervaardigen van dakconstructies en balklagen in huizen en het maken van trappen, kozijnen, ramen en deuren. Als aanduiding voor de vakman wordt zowel de benaming timmerman als schrijn(en)werker gebruikt. Schrijnwerker is meer verspreid in Belgisch Limburg, schrijnenwerker in het zuiden van Nederlands Limburg. Wanneer er een onderscheid tussen timmerman en schrijn(en)werker wordt gemaakt, dan duidt de eerste term eerder een vakman aan die timmerwerk in de bouw verricht. Dit is onder meer het geval in Ottersum (L 163), Posterholt (L 387), Geulle (Q 18) en Bilzen (Q 83). De schrijnwerker richt zich dan vooral op het maken van trappen, deuren en ramen. Het woordtype schrijner, dat in het zuidoostelijke deel van het gebied gebruikelijk is, is een algemene benaming voor de timmerman. De vakman die timmerwerk op de bouw verricht, wordt daar ɛbouwschrijnerɛ genoemd.' [N 55, 164a; N 55, 165; RND 6; L 34, 19a; L B1, 115; monogr.]
II-12
|
24255 |
tochtig |
drijven:
omschrijvend ww.
drieve (L375p Wessem)
|
tochtig, verlangend naar de paring, gezegd van vogels (parig) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
22025 |
tortelduif |
tortelduif:
tòrteldoef (L375p Wessem)
|
tortelduif
III-4-1
|
20485 |
trek, eetlust |
appetijt:
appetiet (L375p Wessem),
trek:
trêk (L375p Wessem)
|
trek; Hoe noemt U: Zin in eten (trek, appertijt, appetijt, goesting, kop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22861 |
trommeltje |
trommetje:
trömkə (L375p Wessem)
|
trommeltje [RND]
III-3-2
|
18169 |
trui |
trui:
trui (L375p Wessem)
|
Zou die trui goed blijven in de was? [DC 40 (1965)]
III-1-3
|
34295 |
tuiertouw, tuierketting |
tuier:
tȳi̯ǝr (L375p Wessem)
|
Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b]
I-11
|
33615 |
tuinman, boomkweker |
boomkweker:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
boͅu̯mkwekər (L375p Wessem)
|
[RND 08]
I-7
|
26481 |
tweetakrijn |
rijn:
rijn (L375p Wessem)
|
Balanceerrijn of vaste rijn met twee rijntakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛvast werkɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15c; Vds 140; A 42A, 21; N O, 15b]
II-3
|