21169 |
brug |
brug:
brug (L354p Wijchmaal)
|
een houten brug [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
1a-m; 22, 29a;
broud (L354p Wijchmaal)
|
bruid [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
bruidegom:
1a-m; 22, 29a;
bruidegom (L354p Wijchmaal)
|
bruidegom [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
bruidjes (L354p Wijchmaal),
bruudjə (L354p Wijchmaal)
|
Een maagdeken (klein meisje, dat in een processie gaat). [ZND 01u (1924)] || Hoe heten de kleine meisjes die in de processie gaan? [ZND 22 (1936)]
III-3-3
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
1a-m; 22, 29b;
breeloft (L354p Wijchmaal)
|
bruiloft [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
34197 |
brulkoe |
brul:
bryl (L354p Wijchmaal)
|
Een koe die aan de brulziekte lijdt. [N 3A, 101, A 48A, 45b, 45c; L 19B, 4a]
I-11
|
34138 |
brullen |
brullen:
brølǝ (L354p Wijchmaal)
|
Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
34072 |
brulse koe |
brul:
brøl (L354p Wijchmaal)
|
Koe die niet meer drachtig is en veel brult. [JG 1a, 1b]
I-11
|
25116 |
bui, regenbui |
bijs:
buis (L354p Wijchmaal),
regenbijs:
rēgebuis (L354p Wijchmaal)
|
bui, regen [ZND 01 (1922)] || regenbui [ZND 06 (1924)]
III-4-4
|
17634 |
buik |
pens:
pɛ.ns (L354p Wijchmaal)
|
Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41]
I-9
|