21914 |
jong dat pas kan vliegen |
vlug:
vløch (L354p Wijchmaal)
|
Vlug jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
duivelshaar:
divəlshōr (L354p Wijchmaal)
|
Jong dat begint pluimen te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
24175 |
jong en kaal vogeltje |
vogeltje:
mv.
veugelkes (L354p Wijchmaal, ...
L354p Wijchmaal)
|
vogeltje [ZND 04 (1924)]
III-4-1
|
34314 |
jong varken |
bag:
báx (L354p Wijchmaal),
baggen (mv.):
bage (L354p Wijchmaal),
jong:
joŋ (L354p Wijchmaal)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (L354p Wijchmaal)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
21912 |
kaal duivenjong |
kakjong:
kagjo.ŋk (L354p Wijchmaal)
|
Kaal duivenjong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
24878 |
kaal knopkruid |
nachtschalige:
nachtschalige (L354p Wijchmaal)
|
Galinsoga parviflora Cav. Algemeen voorkomend hardnekkig en nauwelijks uit te roeien akker- en tuinonkruid, dat zich sinds het begin van de 19de eeuw vanuit botanische tuinen over Europa verspreid heeft. Het heeft kleine witte bloempjes met een geel hartje en bloeit van juni tot de herfst, terwijl de hoogte varieert van 20 tot 60 cm. Waarschijnlijk vanwege de recente verspreiding wordt door de informanten in L 289, 289a, 289b, 300, 370, Q 95, 99*, 103, 121 en 201 aangegeven dat men dit onkruid kent onder de Nederlandse naam knopkruid. Bij Amerikaanse drek ("onkruid") is aangetekend dat het zaad door de Amerikanen in 1944 meegebracht zou zijn (L 248) of dat het met het kippevoer geïmporteerd zou zijn (L 267). Franse drek (L 289) en fransozenkruid (L 381) wijzen naar een vermeende herkomst uit Frankrijk. De plant komt overigens uit Midden-Amerika. Bij duivelskralen wordt opgemerkt: "waarschijnlijk omdat het zo taai is dat het niet uitgetrokken kan worden; na de bloei vormen zich kleine zwarte besjes, vandaar ɛkrallenɛ". Bij ɛduivelɛ: "wast overal waar de zaak verwaarloosd is". Zie Brok 1992. [A 28, 10; Lu 6, 10; monogr.]
I-5
|
20768 |
kaantjes |
kaaien:
kōͅjə (L354p Wijchmaal),
kanen:
kaūn (L354p Wijchmaal)
|
Hoe heten de vetklonters, die overblijven, als runds of varkensvet wordt gesmolten? (kaan) [ZND 02 (1923)] || kanen [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
22386 |
kaarten voor geld |
tuisen:
Voor grof geld spelen.
touschen (L354p Wijchmaal)
|
Tuischen, vertuischen. (Gebruikt men deze woorden en in welke beteekenis: ruilen, verkoopen, schacheren, kaartspelen, enz.?) [ZND 08 (1925)]
III-3-2
|
19751 |
kachel, stoof |
stoof:
stōf (L354p Wijchmaal, ...
L354p Wijchmaal,
L354p Wijchmaal),
stōͅf (L354p Wijchmaal)
|
kachel, stoof [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)], [ZND 22 (1936)]
III-2-1
|