34001 |
inspannen |
inspannen:
ęi̯.nspanǝ (P118a Wijer)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
18259 |
jak |
stelsel:
stelsel (P118a Wijer)
|
jak (kort vrouwenkledingstuk) [ZND 27 (1938)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
jaloers:
ook materiaal znd 27, 44
djaloeës (P118a Wijer)
|
jaloers [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
20196 |
jong (bijv.nw.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
joenk (P118a Wijer)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)]
III-2-2
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
joenk (P118a Wijer)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
vlug:
vløch (P118a Wijer)
|
Vlug jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
duivelshaar:
dy.vəlshoər (P118a Wijer),
stoppelen:
stòpələ (P118a Wijer)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
joŋk (P118a Wijer)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]
I-11
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (P118a Wijer)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
23211 |
judas |
judas:
ene djudas (P118a Wijer)
|
Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|