25142 |
guur, kil en schraal weer |
schrouw (weer):
schrao weer (Q104p Wijk)
|
huiverig, koud, guur weer [grellig, zoer, locht, schrauw] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18625 |
haarbandje |
bandje:
floere bèndsje (Q104p Wijk)
|
haarbandje, zwart-fluwelen ~ [peel] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
17574 |
haarscheiding |
scheigel:
sjeigel (Q104p Wijk)
|
scheiding in het haar [scheej, streep] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17581 |
haarwrong |
kuif:
kòòf (Q104p Wijk)
|
haarwrong van een vrouw [knutje, tres, tots] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25145 |
hagelsteen, hagelkorrel |
hagelsteen:
hàagelstein (Q104p Wijk)
|
hagelsteen, hagelkorrel [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18180 |
hak van een schoen |
hak:
hak (Q104p Wijk, ...
Q104p Wijk,
Q104p Wijk,
Q104p Wijk)
|
hak van de schoen [N 07 (1961)] || hak van een schoen [pollevie, plevie, hiel] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21661 |
halen en betalen |
ontvangen:
ontvaangen (Q104p Wijk)
|
Halen en betalen wat men gekocht heeft [ik moet gaan ontvangen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18713 |
halfhemd |
borstje:
beurske (Q104p Wijk),
frontje:
frőnsje (Q104p Wijk)
|
halfhemd, kort overhemd of los linnen borststuk dat onder de halsopeningen van het vest wordt gedragen [frontj] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18353 |
halfhoge knoopschoen? |
laarsje:
léérskes (Q104p Wijk),
steveltje:
stievelkes (Q104p Wijk)
|
damesschoenen, halfhoge ~ met knopen opzij [leerskes] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21541 |
halve frank |
vijftig frank:
Opm. geen verschil met bovenstaande uitdrukkingen!
vieftig frang (Q104p Wijk)
|
oude zilveren munt van 50 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|