18351 |
lakschoen |
lakschoen:
lak schjeun (Q104p Wijk),
laksjeun (Q104p Wijk, ...
Q104p Wijk)
|
lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19485 |
lampenpit |
wiek:
week (Q104p Wijk)
|
lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18329 |
lang schortlint |
bindel:
bindelen (Q104p Wijk),
binjele (Q104p Wijk),
help:
hulpen (Q104p Wijk)
|
linten, lange ~ of banden waarmee een voorschoot om het middel wordt geknoopt [binders] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18286 |
lange broek |
lange broek:
lang-brook (Q104p Wijk),
un lang brook (Q104p Wijk),
pantalon (fr.):
pantalon (Q104p Wijk)
|
pantalon, lange broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18599 |
lange onderbroek? |
lange onderbroek:
lang oonderbrook (Q104p Wijk, ...
Q104p Wijk)
|
onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18558 |
lange overjas |
ulster:
WNT: ulster (I). Naar de Noordiersche provincie Ulster. Lange, ruime heerenwinterjas van een warme, ruwe stof, met dubbele rij knoopen en breede revers.
ulster (Q104p Wijk)
|
jas, lange zwarte (over)~ [pergeerjas, -keel, flankert] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18346 |
lap op een schoen |
huifje:
huifke (Q104p Wijk),
huufke (Q104p Wijk),
stukje:
stukske (Q104p Wijk)
|
lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
23752 |
laten wijden |
laten inwijden:
laote inwije (Q104p Wijk),
laten wijden:
laote weije (Q104p Wijk),
laten zegenen:
laote zegene (Q104p Wijk, ...
Q104p Wijk)
|
Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18356 |
lederen pantoffel |
slof:
sjlóffe (Q104p Wijk),
sloffe (Q104p Wijk),
slófe (Q104p Wijk)
|
pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
23613 |
leerrede |
sermoen (<fr.):
sermoen (Q104p Wijk)
|
Een leerrede, een tekstverklarende preek, homilie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|