17569 |
spier |
spier:
spier (Q104p Wijk)
|
pees, spier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24379 |
spin |
hooiwagel:
WLD (zoveel mogelijk)
hèùwaagel (Q104p Wijk),
huisspin:
eigen spellingsysteem
hoesspin (Q104p Wijk),
eigen spellingsysteem Neen, er zijn hiervoor geen aparte namen, ze worden gewoon met: Hoessjpin aangeduid.
hoessjpin (Q104p Wijk),
spin:
eigen spellingsysteem
sjpin (Q104p Wijk),
spin (Q104p Wijk),
WLD (zoveel mogelijk)
spin (Q104p Wijk)
|
huisspin, kamerspin, die binnenshuis horizontale webben spant [N 26 (1964)] || spin [spinnekop, spinnenbijter, vrijer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24381 |
spinnenweb |
spingetuit:
eigen spellingsysteem
sjpingetuite (Q104p Wijk),
spinnenweb:
eigen spellingsysteem
spinnewep (Q104p Wijk),
WLD (zoveel mogelijk)
spinneweb (Q104p Wijk)
|
spinneweb [spinnegeweef, -gewep, -kop] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20449 |
spotnaam voor hoge hoed |
kachelpijp:
kachelpiep (Q104p Wijk, ...
Q104p Wijk)
|
hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
23602 |
sprenkelen met de wijwaterkwast |
asperges:
d`n asperges (Q104p Wijk)
|
Met de wijwaterskwast sprenkelend door de kerk gaan, de besprenkeling met wijwater aan het begin van de hoogmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17591 |
sproeten |
sproetelen:
sproetele (Q104p Wijk)
|
sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23690 |
stabat mater |
stabat mater (lat.):
Stabat Mater (Q104p Wijk)
|
Het kruisweggezang "Stabat Mater Dolorosa". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23591 |
staf van de suisse |
hellebaard:
hellebaard (Q104p Wijk)
|
De staf of hellebaard van de suisse [sjtaaf?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17821 |
steek |
steek:
steek (Q104p Wijk, ...
Q104p Wijk)
|
steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel in twee punten uitloopt (zoals de militarie steek) [suuberood, severo, tööt] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
19527 |
steelpan |
steelpannetje:
steelpenneke (Q104p Wijk)
|
pot, metalen ~ met steelvormig handvat; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|