e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wijk

Overzicht

Gevonden: 961
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voile [2] sluier: slöjjer (Wijk) tule, strook ~ van de grote witte muts die van het hoofd afhing over schouders en rug {afb} [slöjjer] [N 25 (1964)] III-1-3
volle aflaat volle aflaat: vollen aoflaot (Wijk) Een volle aflaat. [N 96B (1989)] III-3-3
voorbidden voorbeden: veurbeije (Wijk) Voorbidden. [N 96B (1989)] III-3-3
vooroverduikelen duikelen: dūūkele (Wijk) duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)] III-1-2
voorschieten voorschieten: veurscheeten (Wijk), veurscheten (Wijk) Voorlopig voor iemand betalen [verschieten? b.v. ik zal het wel voor u verschieten?] [N 21 (1963)] III-3-1
voorschoot, schort (alg.) scholk: scholk (Wijk, ... ) voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] III-1-3
voorvoet voorvoet: de veurvoot (Wijk) voet: voorste deel van de voet [vurvoet] [N 10 (1961)] III-1-1
voorzanger voorzanger: veurzänger (Wijk) Een voorzanger [veurzenger,-zinger?]. [N 96B (1989)] III-3-3
vorkenblok lepelenbak: leepelebak (Wijk) blok waarin vorken worden bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
vorst, het vriezen gevreur: gevreur (Wijk) vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)] III-4-4