23657 |
zegen aan het eind van de mis |
zegen:
zege (Q104p Wijk)
|
De zegen, de benedictie door de priester gegeven aan het eind van de mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23662 |
zegen met het allerheiligste |
zegen met het allerheiligste:
zege met `t allerheiligste (Q104p Wijk)
|
De zegen met het Allerheiligste. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17681 |
zenuw |
zenuw:
zenuw (Q104p Wijk)
|
zenuw [zeen] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21632 |
zestien en een halve |
zestien en een half:
zestienenunnehaaf (Q104p Wijk)
|
Betekenis en uitspraak van: zestienenhalve? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23513 |
zeswekenmis |
zeswekendienst:
zeswekedeens (Q104p Wijk)
|
Een mis die zes weken na iemands overlijden wordt opgedragen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23617 |
zielboek |
overlijdensregister:
euverlijdensregister (Q104p Wijk)
|
Het zielenboek, het register van overledenen, wier namen op vaste tijden van de preekstoel werden afgelezen, voorzover de nabestaanden het zielenboekgeld hadden voldaan [zielboek, dodenlijst?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23427 |
zijaltaar |
zijaltaar:
zijaltaor (Q104p Wijk)
|
Op het priesterkoor [zijaltaar?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23354 |
zijbeuk |
zijschip:
zijsjepe (Q104p Wijk, ...
Q104p Wijk)
|
De beide zijruimten, links en rechts van het middenschip [zijbeuken?]. [N 96A (1989)] || Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17644 |
zijde |
zij:
pèin in m⁄n zeij (Q104p Wijk)
|
zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)]
III-1-1
|
18680 |
zijden omslagdoek |
sjaal:
sjaal (Q104p Wijk, ...
Q104p Wijk)
|
omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|