25034 |
krassen |
kratsen:
kraatse (Q201p Wijlre)
|
het geluid geven van een scherp voorwerp dat over een hard oppervlak schraapt [skratsen, krassen, kratsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24954 |
kreek, stilstaand water |
bedding:
bêdding (Q201p Wijlre)
|
kreek, klein, smal, veelal stilstaand water, vaak een overblijfsel van een overstroming of van de vroegere loop van een rivier [kil] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24339 |
krekel |
krekel:
kreeəkel (Q201p Wijlre),
krieəkel (Q201p Wijlre)
|
krekel [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
18107 |
krentenbaard |
bij de pastoor aan de krenten geweest:
bie pesjtoer an de krinte gewès (Q201p Wijlre)
|
Uitslag, zweertjes op de lippen en de kin (krentenbaard, baardziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18224 |
kreukel |
fronsel:
freunsjel (Q201p Wijlre)
|
ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, kneuker, freutel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18223 |
kreukelen |
kreukelen:
kreukele (Q201p Wijlre)
|
zich in ongewenste plooien zetten, gezegd van een kledingstuk [kreukelen, kreuk] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18875 |
kreunen |
jammeren:
jammere (Q201p Wijlre)
|
een zacht klagend geluid maken [kreunen, kermen, krengen, steunen, kriepen, kruchen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17994 |
kreunen van de pijn |
kermen:
kerme (Q201p Wijlre)
|
Kreunen van pijn (koorgaan, kermeneren, kermen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24955 |
krib in de rivier |
bat:
bàtten (Q201p Wijlre)
|
krib, dam van rijswerk, stenen en aarde om de bedding van een rivier te versmallen en zo de stroom te versterken, loodrecht of schuin op de oever aangebracht [bol] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22351 |
krijgertje spelen |
nalopertje spelen:
naoleuperke sjpiele (Q201p Wijlre)
|
Het spel waarbij één kind anderen tracht in te halen en dan te tikken, waarna de getikte weer de vangman is (ook op dit spel bestaan talloze varianten; misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld werd) [letsen, hets geven, hetske jagen [N 88 (1982)]
III-3-2
|