| 19057 |
raar, vreemd |
aardig:
vb.: een aadige man = een rare man
aadig (Q201p Wijlre),
raar:
raar (Q201p Wijlre),
vreemd:
vrèèm (Q201p Wijlre),
vrèəm (Q201p Wijlre)
|
raar [DC 02 (1932)] || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)]
III-1-4
|
| 21361 |
raaskallen |
zich get eruit houwen:
sich gèt droet houe (Q201p Wijlre)
|
onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
| 21209 |
radio |
radio:
radio (Q201p Wijlre)
|
een radio-ontvangtoestel [radio] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 18168 |
rafelen |
rafelen:
reuffele (Q201p Wijlre)
|
aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
| 20600 |
ragout van gebraden gevogelte |
hachee:
hasjé (Q201p Wijlre)
|
Hoe noemt U: Ragout van gebraden gevogelte (salmi) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 21164 |
rails |
rails (<eng.):
rèls (Q201p Wijlre)
|
de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 19433 |
ramen lappen |
ruiten wassen:
rūtə wɛšə (Q201p Wijlre),
vensteren wassen:
venstərə wɛšə (Q201p Wijlre)
|
ramen zemen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
| 19977 |
rammelaar |
rammelaar:
rammelaar (Q201p Wijlre),
rekel:
rèkel (Q201p Wijlre),
rèkəl (Q201p Wijlre)
|
Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] || konijn, mannetje [DC 04 (1936)]
III-2-1, III-3-2
|
| 21980 |
rampvlucht |
rampvlucht:
rampvlug (Q201p Wijlre)
|
een vlucht waar er weinig van terugkomen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 24626 |
rank |
rank:
rank (Q201p Wijlre)
|
Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|