id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19057 | raar, vreemd | aardig: vb.: een aadige man = een rare man aadig (Wijlre), raar: raar (Wijlre), vreemd: vrèèm (Wijlre), vrèəm (Wijlre) | raar [DC 02 (1932)] || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)] III-1-4 |
21361 | raaskallen | zich get eruit houwen: sich gèt droet houe (Wijlre) | onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)] III-3-1 |
21209 | radio | radio: radio (Wijlre) | een radio-ontvangtoestel [radio] [N 90 (1982)] III-3-1 |
18168 | rafelen | rafelen: reuffele (Wijlre) | aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] III-1-3 |
20600 | ragout van gebraden gevogelte | hachee: hasjé (Wijlre) | Hoe noemt U: Ragout van gebraden gevogelte (salmi) [N 80 (1980)] III-2-3 |
21164 | rails | rails (<eng.): rèls (Wijlre) | de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)] III-3-1 |
19433 | ramen lappen | ruiten wassen: rūtə wɛšə (Wijlre), vensteren wassen: venstərə wɛšə (Wijlre) | ramen zemen [DC 15 (1947)] III-2-1 |
19977 | rammelaar | rammelaar: rammelaar (Wijlre), rekel: rèkel (Wijlre), rèkəl (Wijlre) | Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] || konijn, mannetje [DC 04 (1936)] III-2-1, III-3-2 |
21980 | rampvlucht | rampvlucht: rampvlug (Wijlre) | een vlucht waar er weinig van terugkomen? [N 93 (1983)] III-3-2 |
24626 | rank | rank: rank (Wijlre) | Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)] III-4-3 |