e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wijlre

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
salomonszegel salomonszegel: Salemons zegel (Wijlre) Salomonszegel (polygonatum officinalis). Een 20 tot 50 cm grote plant met een dikke, witte wortelstok; de bladeren zijn verspreid, langwerpig ovaal; de bloemen groeien in trosjes van 1 of 2 bij elkaar, zelden meer, gesteeld, smal klokvormig, wit met groen [N 92 (1982)] III-4-3
samenspannen houden: haute (Wijlre) samenspannen met iemand [heulen, houden] [N 90 (1982)] III-3-1
sap in planten sap: saap (Wijlre) Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)] III-4-3
sap van een vrucht sap: saap (Wijlre), saop (Wijlre) Het sap van een vrucht (sap, tocht). [N 82 (1981)] || Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)] I-7
sappig fris: vrieësj brood  vrieësj (Wijlre) sappig [DC 26 (1954)] III-2-3
saus saus: sááwz (Wijlre) saus [RND] III-2-3
savooiekool groenmoes: greunmoos (Wijlre), savooi: sjevowwe (Wijlre), savooiemoes: sjevowwe moos (Wijlre), schelk: sjelk (Wijlre) [N Q (1966)]De witgele sluitkool met gekrulde bladeren; savooikool, die zeer dicht geplant wordt en zonder vaste krop geoogst (schelk). [N 82 (1981)] || savooie kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
schaafstro kattenstaart: kattesjat (Wijlre) Schaafstro (equisetum hyemale). De scheden zijn zwart met een gele of wit-achtige dwarsband; de vliezige toppen der tanden vallen spoedig af, zodat de meeste tanden stomp zijn (kattestaart, paardestaart, kannewassen, veegkruid). [N 92 (1982)] III-4-3
schaap schaap: sǭp (Wijlre) Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.] I-12
schaapherder schaper: šǫu̯pǝr (Wijlre), scheper: šīpǝr (Wijlre), schepertje: šīpǝrkǝ (Wijlre) [A 48, 18a; L 1, a-m; L 26, 32a; S 13; Wi 2; monogr.] I-6