e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wijlre

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
straatgoot grub: Van Dale: grub, (gew.) greppel, vore; drooggevallen beek; kuil, putje.  grub (Wijlre) een geul langs de weg waarlangs afvalwater kan wegstromen [N 90 (1982)] III-3-1
stremsel vangsel: veŋsǝl (Wijlre) Het zuur dat bij de melk wordt gevoegd om het te laten stollen. [A 7, 26; N 3E (II] I-11
streng hel: hel zieë (Wijlre) niet toegevend, weinig vrijheid veroorlovend, stipt oordelend volgens wet of voorschrift [strak, streng, hard] [N 85 (1981)] III-1-4
strijkbord, riester riester: rēstǝr (Wijlre) Het strijkbord, riester of rooster is het op de ploegschaar volgend ijzeren (vroeger houten) blad, dat de grond die door kouter en schaar is losgesneden, omkeert en in de vorige voor schuift. Men zie ook de toelichting bij het lemma ploegschaar. [A 26, 6; Lu 4, 6; JG 1a + 1b; N 11, 31.I.a; N 11A, 85d + 87b + 88b + 89c; monogr.] I-1
stro stro: struuë (Wijlre), struu: stryǝ (Wijlre), štryǝ (Wijlre), štrȳ (Wijlre) Halmen van gedorst koren. De algemene benaming. Zie ook de toelichting bij paragraaf 6.4. [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 103], [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 83] || stro? [N 93 (1983)] I-4, III-3-2
stroef lastig: lestig (Wijlre) niet gemakkelijk in de omgang, stroef [stoer, stuurs, zuur, strak, straf] [N 87 (1981)] III-3-1
stronk van de knotwilg poot: (= wÈlgestok die geplant wordt  poat (Wijlre), stronk: stronk (Wijlre) het korte onderstuk van de knotwilg, dat blijft staan als de wilg vlak boven de grond wordt afgekapt [DC 13 (1945)] || Het korte onderstuk van een wilg wanneer de takken vlak boven de grond worden afgekapt. [N 82 (1981)] III-4-3
stronk, stengel van koolplanten storkel: der sjtörkel (Wijlre), sjturkele (Wijlre) Het onderste en binnenste harde gedeelte van een koolplant waaruit de bladeren spruiten (stronk, stam). [N 82 (1981)] || koolstengels die op het veld blijven staan [N Q (1966)] I-7
strontje war: war (Wijlre), wVr (Wijlre), wegescheet: wiggesjeet (Wijlre) Zweertje op het ooglid (paddescheet, paddeschijter, kween, griet, wegescheet, padoog, schietvlek). [N 84 (1981)] III-1-2
strooien strooien: štrø̜i̯ǝ (Wijlre) Hooi of stro onder het vee spreiden. [S 36; L 7, 61b; R(s] I-11