22609 |
traktatie bij het plaatsen van de mei add. |
trakteren (<lat.):
trakteere (Q201p Wijlre)
|
De tractatie bij het plaatsen van die tak of vlag. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22486 |
traktatie van de bruidegom (kwansel) |
trakteren (<lat.) (ww.):
de jonkheid op beer trakteere (Q201p Wijlre)
|
De tractatie van de bruidegom aan de jongelingen in zijn buurt [kwansel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17928 |
trant |
manier van lopen:
menner va laope (Q201p Wijlre)
|
gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17958 |
trappelen |
trippelen:
trippele (Q201p Wijlre)
|
Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21161 |
trein |
goederen:
geudere (Q201p Wijlre)
|
een reeks spoorwagens die door een locomotief tegelijk worden voortgetrokken [trein, vapeur, avapeur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19292 |
treiteren |
judassen:
judasse (Q201p Wijlre),
tempteren:
temptére (Q201p Wijlre)
|
het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)] || lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19286 |
treiterkop |
judas:
judas (Q201p Wijlre)
|
iemand die in het geniep, stiekem plaagt [neetoor] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20485 |
trek, eetlust |
honger:
hoenger (Q201p Wijlre)
|
trek; Hoe noemt U: Zin in eten (trek, appertijt, appetijt, goesting, kop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17898 |
trekken |
trekken:
trekke (Q201p Wijlre)
|
Trekken: een kracht op iets uitoefenen om het te doen bewegen in de richting naar zich toe (trekken, tij(g)en). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18822 |
treuren |
zich kwellen:
zich kwèèle (Q201p Wijlre)
|
verdrietig zijn [pratten, kwelen, wringen, treuren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|