21537 |
vijf centiem |
knabje:
knepke (Q201p Wijlre)
|
een muntstuk van vijf centimes (in België) [solleke, knepke, halve sol] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24759 |
vijfvingerkruid |
vingerkruid:
vingerkroët (Q201p Wijlre)
|
Vijfvingerkruid (potentilla reptans 30 tot 60 cm groot. De stengels zijn lang kruipend en onvertakt, meestal wortelend; de bladeren zijn 5- tot 7-tallig en lang gesteeld. De blaadjes zijn eivormig, gekarteld-gezaagd en aan de onderkant meestal zacht beh [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24961 |
vijver |
wijer:
wiǝr (Q201p Wijlre),
wijert:
wiejert (Q201p Wijlre)
|
klein natuurlijk of gegraven waterbekken, bijv. in een tuin [vijver, wijer, wijert, kuil, poel] [N 81 (1980)] || Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.]
I-8, III-4-4
|
24386 |
vin |
vin:
vin (Q201p Wijlre)
|
Hoe noemt u het min of meer waaiervormige voortbewegingsorgaan van een vis, op de rug, borst en buik en aan de staart (vin, vlim) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17768 |
vinger |
vinger:
viŋər (Q201p Wijlre),
vìnger (Q201p Wijlre),
vìngər (Q201p Wijlre)
|
vinger [DC 01 (1931)], [RND]
III-1-1
|
24748 |
vingerhoedskruid |
vingerhoedsbloem:
vingerhoedsbloem (Q201p Wijlre)
|
Vingerhoedskruid (digitalis purpurea 30 tot 150 cm groot. De stengels en bloemstelen zijn viltig behaard, de bladeren zijn ei- tot lancetvormig, de bladrand is gekarteld. De bladeren zijn aan de onderkant grijsharig. De bloemen staan in eindstandige tro [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24265 |
vink |
boekvink:
bookvink (Q201p Wijlre, ...
Q201p Wijlre),
bookvinke (Q201p Wijlre),
boekvinken
bookvinke (Q201p Wijlre)
|
Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)] || vink
III-4-1
|
19746 |
violier |
violier:
violier (Q201p Wijlre, ...
Q201p Wijlre)
|
[N 92 (1982)]Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [N 92 (1982)]
I-7, III-2-1
|
22671 |
viool |
viool:
vioeel (Q201p Wijlre)
|
Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19745 |
viooltje |
pense (fr.):
ponsée (Q201p Wijlre)
|
[N 92 (1982)]
I-7
|