20174 |
voogd |
momber:
mommer (Q201p Wijlre)
|
iemand aan wie door de wet, de rechter of bij testament de taak is opgedragen om voor de belangen van de minderjarige kinderen te zorgen en hen te vertegenwoordigen i.p.v. de ouders [voogd, mommer, momber, mombaar, toeziender] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18963 |
voor de gek houden |
kloten:
kloote (Q201p Wijlre)
|
op onschuldige of grappige wijze misleiden, voor de gek houden [foppen, kullen, vernachelen, verpieren, bekeukelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21754 |
vooraanstaande |
vooraanstaande:
vuuransjtaonde (Q201p Wijlre)
|
een persoon van veel betekenis in een plaats [peris] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24956 |
voorde, doorwaadbare plaats |
draai:
dreij (Q201p Wijlre, ...
Q201p Wijlre)
|
de plaats waar een weg door een beek of een riviertje gaat, de plaats waar die beek doorwaadbaar is (voorde, voord) [N 90 (1982)] || doorwaadbare plaats in een water [waaistap, gewad, doorsteek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
30275 |
voordeur |
huisdeur:
hūs˱dȳǝr (Q201p Wijlre)
|
Deur die aan de straatzijde toegang geeft tot het huis. [N 55, 24a; L 12, 5; monogr.; Vld.]
II-9
|
19767 |
voordeur, huisdeur |
huisdeur:
hūs˂dy(3)̄ər (Q201p Wijlre)
|
voordeur [N 55 (1972)]
III-2-1
|
17747 |
voorhoofd |
voorhoofd:
vuurhuit (Q201p Wijlre)
|
voorhoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
19007 |
voornemens zijn |
van zin zijn:
va sinne (Q201p Wijlre)
|
van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21855 |
voorraad |
voorraad:
veurroad (Q201p Wijlre)
|
de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18278 |
voorschoot, schort (alg.) |
scholk:
sjolk (Q201p Wijlre),
sjollək (Q201p Wijlre)
|
Hoe noemt men het katoenen, wollen of zijden kledingstuk, dat de vrouw bij het werk draagt om haar kleren tegen vuil worden te beschermen en dat of de gehele voorzijde van het lichaam, of hoofdzakelijk de rok bedekt ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|