21178 |
boot(je) |
boot(je):
boot (Q201p Wijlre)
|
een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21879 |
borgen |
uitstel geven:
oetsjtel gève (Q201p Wijlre)
|
uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20563 |
borrel |
drupje:
drupke (Q201p Wijlre)
|
borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24981 |
borrelen (van water) |
borrelen:
borrele (Q201p Wijlre),
opborrelen:
opborrele (Q201p Wijlre)
|
bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19497 |
borstel |
borstel:
buusj-təl (Q201p Wijlre)
|
borstel [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
17578 |
borstelig haar |
borstelen:
Bij stijve borstels.
buuəštələ (Q201p Wijlre),
i.e. stijve haren.
búúrəštələ (Q201p Wijlre)
|
haar [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
ribbenkast:
rübbekas (Q201p Wijlre)
|
Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18082 |
borstvliesontsteking |
fleuris:
fleuris (Q201p Wijlre)
|
Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33713 |
bos |
bos:
bøš (Q201p Wijlre),
bosje:
bø̜škǝ (Q201p Wijlre)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|
33516 |
bos groente |
bussel:
bussel (Q201p Wijlre)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
I-7
|