17887 |
een kuil graven |
dabben:
dappe (Q201p Wijlre)
|
kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19112 |
een lastig karakter hebbend |
lastig:
Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend
lèstig (Q201p Wijlre)
|
een lastig moeilijk karakter hebbend [niepoter, nietprut, kummelij] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22192 |
een linnen zak met houten bodem om één of meer duiven in te dragen |
buidel:
buul (Q201p Wijlre)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een linnen zak met houten bodem om één of meer duiven in te dragen (verouderd)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22474 |
een list gebruiken |
uitlokken:
oetlokke (Q201p Wijlre)
|
Een list gebruiken bij het kaarten [finten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17875 |
een pak slaag geven |
houwen:
houwe (Q201p Wijlre)
|
pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21935 |
een pen verliezen |
een pen stoten:
pen sjtoête (Q201p Wijlre)
|
Hoe zegt men: af en toe een pluim of pen verliezen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22357 |
een priktol bovenhands uitwerpen |
uitlopen:
oetloape (Q201p Wijlre)
|
Een priktol [tol met een ijzeren punt die geworpen wordt] bovenhands uitwerpen, om er een andere mee te treffen [kampen, kappen, klodderen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
32592 |
een riek mest |
gaffel (mest):
gafǝl (Q201p Wijlre)
|
Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.]
I-1
|
22385 |
een spel kaarten |
spelletje:
sjpielke (Q201p Wijlre)
|
Een spel kaarten [stok, spel, speul]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34495 |
een zandbad nemen |
(zich) mullen:
zex mø̜lǝ (Q201p Wijlre)
|
Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.]
I-12
|