22511 |
feest bij de ondertrouw |
van de wet trouwen:
van de wet trouwe (Q201p Wijlre)
|
Het feest bij de ondertrouw [hoog]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22432 |
feesten |
feestvieren:
fiees viere (Q201p Wijlre)
|
Een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21138 |
fietsen |
fietsen:
fietse (Q201p Wijlre)
|
op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20511 |
filet, haas |
lende:
linge (Q201p Wijlre)
|
lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21853 |
filiaal |
bijwinkel:
[biejwinkel?, rk]
bierwinkel (Q201p Wijlre)
|
de tak van een handelshuis op een andere plaats dan waar het hoofdgebouw gevestigd is, bijwinkel [succursaal, filiaal, bijwinkel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
34242 |
filter in de melkzeef |
zijdoek:
zidōk (Q201p Wijlre),
zii̯dōk (Q201p Wijlre)
|
In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.]
I-11
|
24146 |
fladderen |
flodderen:
floddere (Q201p Wijlre)
|
fladderen op gebrekkige wijze of bij korte beurten vliegen, gezegd van jonge vogels (flodderen, plodderen, plodden, vluggen, flaggeren, floddervleugelen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20019 |
flamingoplant |
flamingoplant:
flamingoplant (Q201p Wijlre)
|
Flamingoplant (anthurium scherzerianum) (kerstroos, rode vlag, flamingoplant, levensbloem). [N 92 (1982)]
III-2-1
|
20838 |
flauw |
flauw:
flauw (Q201p Wijlre)
|
niet zout of hartig smakend (meeps, laf, flauw, flets, fleps) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
18010 |
flauwvallen |
flauwvallen:
flaw valle (Q201p Wijlre),
kwalijk vallen:
koelig valle (Q201p Wijlre)
|
zwijm: In onmacht, in zwijm vallen (bezwijmen, vallen, zwijmelen, zwinden, kwalijk worden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|