e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wijlre

Overzicht

Gevonden: 2759
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gele kwikstaart akkerstaartje: akker-sjtet-je (Wijlre) kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] III-4-1
gele narcis paasbloem: Paosjblom (Wijlre) Gele narcis (narcissus pseudonarcissus). De bijkroon is ongeveer even lang als de bloemdekslippen. Meestal één bloem aan elke bloemstengel, zelden twee. De rand van de bijkroon is regelmatig ingesneden (zie bij de …witte narcis"). [N 92 (1982)] III-4-3
gele voederwortel reuben: rø̄bǝ (Wijlre) Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.] I-5
gelijken (op) gelijken: gelieke (Wijlre), op lijken: oplieke (Wijlre) aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)] III-4-4
gelijkspel krijt in het lok: krieet in t look (Wijlre) Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)] III-3-2
gelijktijdig lossen samen lossen: saame losse (Wijlre) het gelijktijdig lossen van jonge en oude duiven? [N 93 (1983)] III-3-2
geluid van de patrijs sjirpen: sjirpe (Wijlre) het geluid van de patrijs (kierewieten) [N 83 (1981)] III-4-1
geluid van naderend onweer hommelen: ⁄t begint te hoemmele (Wijlre), rommelen: roemele (Wijlre) een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] || eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)] III-4-4
gelukken lukken: lükke (Wijlre) een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)] III-1-4
geluksvogel; altijd geluk hebben geluksvogel: gelüksvogel (Wijlre) iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)] III-1-4