21822 |
geroezemoes |
roezemoes (zn.):
roezemoes (Q201p Wijlre)
|
druk praten en fluisteren, gezegd van een groep mensen, roezemoezen [tipselen, strisselen, lispelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
34240 |
geronnen melk |
dikke melk:
dikke melk (Q201p Wijlre),
zure melk:
zuǝr męlǝk (Q201p Wijlre)
|
Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.]
I-11
|
21893 |
geschenk |
geschenk:
gesjink (Q201p Wijlre)
|
dat wat je kado geeft [gave, geschenk, gift, present, zende, kado] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛrx (Q201p Wijlre)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
22404 |
getalzijde van een geldstuk |
munt:
munt (Q201p Wijlre)
|
De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18828 |
getob; tobben |
lamenteren:
lamentére (Q201p Wijlre)
|
het getob om iets gedaan te krijgen [gevil, vilderij, plagerij, gesukkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22082 |
getralied schutsel? |
raampje:
raemke (Q201p Wijlre)
|
het getralied schutsel dat diverse hokjes afscheidt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətraowdə vraow (Q201p Wijlre)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
20369 |
getuige |
getuige:
getuuge (Q201p Wijlre)
|
iemand die voor de rechter een verklaring aflegt over te bewijzen feiten [toon, getuige] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20388 |
getuige zijn |
getuigen:
getuige voor de wet (Q201p Wijlre)
|
getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|