25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
hoop:
haup (Q201p Wijlre)
|
een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22141 |
grote mand met diverse onderverdelingen |
korf met hokjes:
kürf mit hökskes (Q201p Wijlre)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een grote mand met diverse hokjes, om het inkorven gemakkelijk te maken? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22015 |
grote mand met twee verdiepingen |
dubbele korf:
doebele kürf (Q201p Wijlre)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een grote mand met twee verdiepingen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22178 |
grote ronde worm in dunne darm |
worm:
würm (Q201p Wijlre)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: grote ronde worm in dunne darm? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21801 |
grote ruzie |
slaande ruzing:
bienao sjlaonde rusing (Q201p Wijlre)
|
ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21803 |
grote ruzie? |
ruzing op horsen af:
rusing op horse aaf (Q201p Wijlre)
|
een grote ruzie [hora, bal] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19502 |
grote schoonmaak |
grote poets:
d’r groe-ətə poets is langs (Q201p Wijlre),
groe-ə-tə poets (Q201p Wijlre)
|
de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
22675 |
grote trom |
dikke trom:
dikke trom (Q201p Wijlre)
|
Een grote trom [trombol]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22676 |
grote trom met bekkens |
boestrom:
boestrom (Q201p Wijlre)
|
Een grote trom met bekkens [djingel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
24640 |
grote waterweegbree |
weegbree:
wèbrij (Q201p Wijlre)
|
Waterweegbree (grote) (alisma plantago-acquatica). De plant is 20 tot 150 cm groot en heeft grote, boven het water uitstekende bladeren; de bladeren zijn tevens lancetvormig, met een iets hartvormige voet; de bloemen groeien in een grote pluim en zijn wit [N 92 (1982)]
III-4-3
|