e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wijlre

Overzicht

Gevonden: 2759
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hiel hak: hàk (Wijlre, ... ) hak (hiel) [DC 01 (1931)] III-1-1
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar de oude: cf. "Groene boekje"s.v. "ouwe (de)  hè aat nao dɛr awwe (Wijlre), hij aardt naar de pap: hè aat nao dɛr pap (Wijlre), hij aardt naar zijn oude: hè aat nò zeene àwe (Wijlre), hij aardt naar zijn pa: hè aat nò zeene baa (Wijlre), hij aardt naar zijn vader: hè aat nò zeene vadder (Wijlre) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [DC 02 (1932)] III-2-2
hijgen piepen: piepe (Wijlre) Hijgen: zwaar, hoorbaar ademen (hijgen, snakken). [N 84 (1981)] III-1-2
hijgen naar adem, reutelen rochelen: roggele (Wijlre) hijgen naar adem, gezegd van een stervende [reutelen] [N 86 (1981)] III-2-2
hinkelblokje hinkelblokje: een hout blokje of een stukje leer, ook wel een steen  hinkelblöksj-kə (Wijlre), platte steen of plat blokje  hinkelblökske (Wijlre), hinkelsteentje: platte steen of plat blokje  hinkelstentje (Wijlre) hinkelblokje [VC 10] III-3-2
hinkelen hinken: hinken (Wijlre, ... ) hinkelspel [VC 10] III-3-2
hinken hinken: hinke (Wijlre) Hinken: op één been voortspringen (hinken, hinkelen, hompen). [N 84 (1981)] III-1-2
hoed (alg.) hoed: ho.t (Wijlre) hoed [RND] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: højǝ (Wijlre), hø̄jǝ (Wijlre) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoef hoef: hǫu̯f (Wijlre) Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-9