24510 |
wilgenkatje |
katje:
WLD
ketjəs (Q108p Wijnandsrade)
|
De aarachtige bloeiwijze van sommige bomen, katje (kat, katje, poeske, prop, stop, knop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24519 |
wilgenteen |
vits:
WLD
wietsj (Q108p Wijnandsrade)
|
De tak, wijg van een wilg (wis, poot, sliet). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17708 |
wind |
poep:
poep (Q108p Wijnandsrade),
poepje:
pupkə (Q108p Wijnandsrade)
|
Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
25160 |
winderig weer |
winderig (weer):
winjərig (Q108p Wijnandsrade)
|
winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25208 |
windstilte |
windstil (weer):
wintjsjtil (Q108p Wijnandsrade, ...
Q108p Wijnandsrade)
|
windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] || windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19306 |
wispelturig |
wispelturig:
wispəlturich (Q108p Wijnandsrade)
|
steeds veranderend van stemming en doelstelling [hobbeleurig, wispelturig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25174 |
wisselvallig weer |
onvast weer:
onvast wéjər (Q108p Wijnandsrade),
regenlucht:
rèəgəlog (Q108p Wijnandsrade)
|
lucht die regenachtig weer betekent [treuzellucht] [N 81 (1980)] || nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
fluitekaas:
flötekieës (Q108p Wijnandsrade)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18867 |
woede |
gift:
gief (Q108p Wijnandsrade)
|
hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17890 |
woelen |
woelen:
weulə (Q108p Wijnandsrade)
|
Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|