| 17886 |
graven |
graven:
gravə (Q108p Wijnandsrade)
|
Graven: met een spade of ander gereedschap in de grond delven (graven, spitten, spaden, paleien). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 21495 |
griffel |
griffel:
griffəl (Q108p Wijnandsrade)
|
een stift van leisteen om daarmee op een lei te schrijven [griffel, griffie, grift, touche, cijferpen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
| 18880 |
grijnzen |
gremelen:
grieëmələ (Q108p Wijnandsrade)
|
spottend lachen soms met een onaangename vertrekking van het gezicht [grijzen, blieken, blikken, grijzen, griemen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18884 |
grinniken |
gremelen:
grieëmələ (Q108p Wijnandsrade)
|
lachen, niet hardop en met een knorrend bijgeluid, soms spottend [grinniken, grinnieken, gabberen, gramelen, gremelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 24732 |
groei, wasdom |
groei:
WLD
gruj (Q108p Wijnandsrade)
|
Groei, wasdom, levenskracht in planten (tier, krots). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 17541 |
groeien |
groeien:
greujə (Q108p Wijnandsrade),
wassen:
wassə (Q108p Wijnandsrade)
|
groeien: Groter worden: in grootte toenemen, gezegd van kinderen (groeien, wassen, profiteren). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
| 24715 |
groeien, wassen |
wassen:
WLD
wassə (Q108p Wijnandsrade)
|
Groeien, in grootte toenemen, gezegd van bomen, planten, bloemen (groeien, wassen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 20778 |
groente |
groente:
WLD
greuntə (Q108p Wijnandsrade)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
| 33503 |
groente, algemeen |
groente:
WLD
greuntə (Q108p Wijnandsrade)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
I-7
|
| 20595 |
groenten bij elkaar zoeken |
zeumeren:
zuəmərə (Q108p Wijnandsrade)
|
Hoe noemt U: Groenten bij elkaar zoeken (moezelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|