e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wijnandsrade

Overzicht

Gevonden: 1089
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krommen, ombuigen krommen: krommə (Wijnandsrade) Krommen: een kromme, gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien). [N 84 (1981)] III-1-2
kroos gergel: gɛrgǝl (Wijnandsrade) De met behulp van de kroosschaaf in de binnenwand van het vat aangebrachte groef, waarin later de bodem wordt aangebracht. Zie ook afb. 222. [N E, 34b; monogr.] II-12
kruiden, specerijen kruiden: WLD  krujə (Wijnandsrade) De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)] III-2-3
kuchen kuchen: kuggə (Wijnandsrade) Kuchen: kort en droog hoesten (kuchen, kochelen, krochen, krochelelen). [N 84 (1981)] III-1-2
kuif kuif: koef (Wijnandsrade) kuif: de opstaande vederbos boven op de kop van een vogel (kuif, rap, tuil) [N 83 (1981)] III-4-1
kuiltje (in de kin / wangen) kuiltje: kulkə (Wijnandsrade) Kuiltje in de wang: een kuiltje in de wang, bijv. als men lacht (putje). [N 84 (1981)] III-1-1
kuis, ingetogen ingetogen: igstoagə (Wijnandsrade), zuiver: zuvər (Wijnandsrade) kuis; rein van zeden; maagdelijk; ingetogen; zich onthoudend van zinnelijk genot [kuis, kies, zuiver] [N 86 (1981)] III-2-2
kuit grinzelkuit: ± WLD  grinzəlkuut (Wijnandsrade) Hoe noemt u de eierstokken met eieren of de afgezetten massa eieren van vrouwelijke vissen (kuit, kiet, schot, zaad, schodder, krellekeskuit) [N 83 (1981)] III-4-2
kundig bekwaam: bekwaam (Wijnandsrade) een vaardigheid goed geleerd hebben [mannen, meester geraken] [N 85 (1981)] III-1-4
kwaadspreekster klappei: klapei (Wijnandsrade) een vrouw die graag kwaad spreekt [kwadetong, vuiletong, kommeer, blameer, klapei] [N 85 (1981)] III-1-4