24916 |
bergx |
bergen (mv.):
bèrrəgə (P172p Wilderen)
|
berg (bergen) [RND]
III-4-4
|
26051 |
berrie |
ber(r)en:
bø̜rǝs (P172p Wilderen)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
21471 |
betalen |
betalen:
je moit geld həbbe om te kanne betoale (P172p Wilderen)
|
Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
34498 |
bevruchten |
vogelen:
foxǝlǝ (P172p Wilderen)
|
Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
19613 |
bezem |
bessem:
bɛsǝm (P172p Wilderen),
bezem:
bɛsəm (P172p Wilderen)
|
bezem [RND] || Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b]
I-4, III-2-1
|
19729 |
bezemsteel |
steel:
stēͅəl (P172p Wilderen)
|
bezemsteel [RND]
III-2-1
|
21270 |
bieden |
bieden:
bīə (P172p Wilderen)
|
bieden [RND]
III-3-1
|
20830 |
bier |
bier:
bier (P172p Wilderen),
béér (P172p Wilderen)
|
bier [RND], [ZND 27 (1938)]
III-2-3
|
34238 |
biestmelk |
biestmelk:
bismɛlǝk (P172p Wilderen),
eerste melk:
īstǝ mɛlǝk (P172p Wilderen)
|
De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.]
I-11
|
33249 |
bietenloof, bladerkroon |
bietenkruid:
biǝtǝkrāt (P172p Wilderen)
|
De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48]
I-5
|