33171 |
poten |
planten:
plāntǝ (P172p Wilderen),
poten:
pūǝtǝ (P172p Wilderen)
|
De kleine steuntjes die zich aan de onderkant van de berries bevinden en waarop het draagvlak van de kruiwagen kan rusten. [N 18, 99, add; JG 1a; JG 1b] || In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-13, I-5
|
27074 |
praam |
proom:
prōm (P172p Wilderen)
|
Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.]
I-10
|
21006 |
prei |
poier:
poͅuir (P172p Wilderen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
22862 |
prijzen (mv.) |
prijzen:
prɛ.əzə (P172p Wilderen)
|
prijzen (mv.) [RND]
III-3-2
|
33740 |
prikkeldraad |
pikdraad:
pekdraǝt (P172p Wilderen)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
hee profeteirt van d`occoize (P172p Wilderen)
|
Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
18926 |
prutsen |
prutselen:
prutselen (P172p Wilderen)
|
prutsen: uitspraak [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
30687 |
puimsteen |
puimsteen:
pāmstiǝn (P172p Wilderen)
|
Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.]
II-9
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
bek:
bęk (P172p Wilderen)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
23279 |
purper |
mauve (fr.):
moof (P172p Wilderen)
|
Hoe heet de kleur, die de overgang vormt tussen rood en blauw; de kleur van de bekleedsels die in de Goede Week over de kruisbeelden worden gehangen? [ZND 38 (1942)]
III-3-3
|