34147 |
leiden |
leiden:
lɛi̯ǝ (Q073p Wimmertingen)
|
De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
33786 |
lendenen en kuil |
miltkuil(en):
me.lkø̜̄u̯l (Q073p Wimmertingen)
|
Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c]
I-9
|
21002 |
leverpastei |
leverpat:
liə.vərpəteͅi (Q073p Wimmertingen)
|
leverpastei [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
liə.vərwōͅ.s (Q073p Wimmertingen)
|
leverworst [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
17647 |
lies |
lies:
lis (Q073p Wimmertingen, ...
Q073p Wimmertingen)
|
De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c]
I-12, I-9
|
24343 |
lieveheersbeestje |
onzelievevrouwpulletje:
ook in ZND 16, 006
ozelievevrouwpulleke (Q073p Wimmertingen)
|
lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)]
III-4-2
|
17617 |
lip |
lip:
løp (Q073p Wimmertingen)
|
Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
lep (Q073p Wimmertingen)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
keken:
ki̯ękǝ (Q073p Wimmertingen)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
17817 |
lopen |
lopen:
lou̯pǝ (Q073p Wimmertingen)
|
Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82]
I-9
|