e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wintershoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sikkel sikkel: sekǝl (Wintershoven), zichel: zī.xǝl (Wintershoven) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
sinaasappel appelsien: appelsien (Wintershoven) sinaasappel [ZND 40 (1942)] III-2-3
singel singel: seŋǝl (Wintershoven) Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.] I-10
sint-pieter te rome sint-pieter: st peiter (Wintershoven) Sint-Pieter. [ZND 40 (1942)] III-3-3
sintel sinter: zinders (Wintershoven) Hoe heten de aaneengeklonterde stukken as die in de kachel overblijven ? [ZND 42 (1943)] III-2-1
sjacheraar sjachelaar: ps. omgespeld volgens Frings.  šaxəleͅr (Wintershoven) sjacheraar: Iemand die zich aan minderwaardige handel bezondigt [sjatser, sjacheléér? enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
sjacheren sjachelen: ps. omgespeld volgens Frings.  šaxələ (Wintershoven) Sjacheren, op verachtelijke wijze handel drijven [sjacheren, sjachelen, sjatsen?] [N 21 (1963)] III-3-1
sjalot sjarlot: šərloͅ.tə (Wintershoven) sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
sjerp sjerp: šɛrp (Wintershoven) sjerp, brede sierband met strik, gedragen om het middel of over een schouder [N 23 (1964)] III-1-3
sla, algemeen salade: slōͅət (Wintershoven) [Goossens 1b (1960)] I-7