e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zelem

Overzicht

Gevonden: 2292
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koude noordenwind, bijs schrale wind: sxroͅlə went (Zelem) koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] III-4-4
kous met knoopjes slobkous: slo͂ͅpkāsə (Zelem) kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen [slopkouse, sjlopehaoze, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
kous: algemeen kous: kōs (Zelem), n kousen]: kās (Zelem) kous [ZND m] || kous, lange beenbekleding [haos, hous, sjtrump [N 24 (1964)] III-1-3
kousenband kousband: kāsbant (Zelem) kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)] III-1-3
kouter kouter: kōtǝr (Zelem) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraag van een kraagmantel pelerine (<fr.): pelərin (Zelem) kraag, zeer brede ~ van een kraagmantel (vero) [pellerien] [N 23 (1964)] III-1-3
kraaien, gezegd van de haan zingen: zeŋǝ (Zelem) [N 19, 49; Vld.; monogr.] I-12
kraaltjes parelingetjes: pɛ.rliŋskəs (Zelem) kraaltjes [RND] III-3-2
kraan van de metalen gierton kraan: krǭǝn (Zelem) De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.] I-1
krabben krabben: krabə (Zelem) krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] III-1-2