e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zelem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijk jong van de geit bokje: būkskǝ (Zelem) [N 19, 71b; N 19, 71a; N 77, 76; A 9, 21] I-12
mannelijk kalf stierenkalf: stei̯rǝ[kalf] (Zelem), varrenkalf: vē̜rǝ[kalf] (Zelem) [N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.] I-11
mannelijk kuiken haantje: hǫǝŋkǝ (Zelem) [N 19, 41b; L A2, 507] I-12
mannelijk schaap bok: bok (Zelem), kas: kás (Zelem) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke duif duiver: dø͂ͅ.vər (Zelem) Doffer. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
mannelijke eend wenderik: węi̯ndǝrek (Zelem) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.] I-12
mannelijke geit bok: buk (Zelem) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannelijke hond, reu mannetje: mɛnəkə (Zelem, ... ) reu [Goossens 1b (1960)] || reu, mann. hond [Goossens 1b] III-2-1
mannelijke kat, kater kater: kōͅətər (Zelem) kater [Goossens 1b (1960)] III-2-1
mannenkleren mansdingen: mansdiŋə (Zelem) mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] III-1-3