e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zelem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pijn pijn: pɛ.n (Zelem) pijn [RND] III-1-2
pikbinder pikbinder: pek˱bendǝr (Zelem) Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
pinstokken (voor de slee) stekken: stekkə (Zelem) pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)] III-3-2
pit van een steenvrucht kern: kēͅjən (Zelem) kern [ZND 01 (1922)] I-7
pit, kern van fruit kern: k(tm)jən (Zelem), ke͂ͅjən (Zelem), kerntje: kɛŋkə (Zelem) [RND 04] [ZND 01 (1922)] [ZND 27 (1938)] I-7
plas of meertje midden in de hei wijer: wɛr (Zelem) N 27, 23a vroeg naar ''plas of meertje midden in de hei''; I, 19 vroeg naar ''plassen, gevormd na afgraving van de turf''; 11, 10 vroeg naar ''watergat, veenkuil'' en II, 11 naar een ''plas, vooral een halfdichtgegroeide veenplas''. Al deze vragen zijn in dit lemma versmolten. [N 27, 23a; I, 19; II, 10; II, 11] II-4
plassen (met water) smodderen: smoͅdərə (Zelem) knoeien met water, in t water plassen [klosse] [N 10 (1961)] III-1-2
plateauwagen wagel: wāgǝl (Zelem) Een vierwielige wagen, vaak al met wielen met luchtbanden, die voor het vervoer van melkbussen, biervaten, land- en tuinbouwproducten enz. gebruikt werd. De bak van deze wagen hangt laag boven de grond en heeft een groot bodemoppervlak. Vaak zijn er geen voor-, achter- en zijkanten. De wagen kan door paarden of ook door een tractor getrokken worden. [N 17, 43a; N G, 51 + 69; monogr.] I-13
platliggen van graan is gevallen: es gǝvalǝ(n) (Zelem) Wanneer de halmen door wind en regen platgeslagen zijn en tegen de grond liggen, is dat lastig werken voor de zichter. Hier staan steeds de persoonsvormen van het werkwoord genoemd, waarbij als onderwerp moet gedacht worden: "het koren"; achter in het lemma staan enkele zelfstandige naamwoorden: "platgelegerd graan". Heel in de uitdrukking ''(het koren) ligt heel'' staat voor ''helemaal''. [N 15, 13; monogr.] I-4
plensbui, zware bui bijs: (v.)  bēͅs (Zelem) zware plensbui [zeng, schoer, sjoel, goersj] [N 22 (1963)] III-4-4