33740 |
prikkeldraad |
pikdraad:
pekdrōǝt (P044p Zelem)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
17742 |
proeven |
proeven:
pryvə (P044p Zelem)
|
proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
pluim:
pløy(ə)m (P044p Zelem),
plø͂ͅm (P044p Zelem),
pløͅm (P044p Zelem)
|
pluim [ZND m] || pronkveer op een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
19676 |
provisiekast, etenskast |
commode:
kəmōt (P044p Zelem),
schapraai:
sxaprāu̯ə (P044p Zelem)
|
voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)]
III-2-1
|
20651 |
pudding |
pap:
Syst. Frings
pap (P044p Zelem)
|
Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18110 |
puistjes |
brobbels:
brubəls (P044p Zelem)
|
puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18693 |
pullover |
wambuis:
waməs (P044p Zelem)
|
pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
tip:
tøp (P044p Zelem)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
18615 |
puntmuts |
pinmuts:
peͅnmyts (P044p Zelem),
pinnenmuts:
pinəmyts (P044p Zelem)
|
puntmuts, hoofdkapje dat van achteren spits toeloopt [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33635 |
putemmer |
putemmer:
pøtiəmər (P044p Zelem)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|