34525 |
tasten |
tasten:
tastǝ (P044p Zelem)
|
Met de hand voelen of de kip op het punt staat te gaan leggen. [N 19, 52; monogr.]
I-12
|
34633 |
te licht in de rug |
te licht:
tǝ lext (P044p Zelem)
|
Als men teveel achteraan in de kar laadt, kan het paard de kar moeilijker trekken, omdat door het gewicht van de lading de bruikriem omhoogdrukt. Hierdoor kan de kar de neiging hebben om te wippen (zie ook voor het lemma de kar wipt. [N 17, 96 + 99]
I-13
|
24385 |
teek |
bloedzuiger:
blūtzøͅi̯əgər (P044p Zelem)
|
teek, spinachtig diertje dat zich vastzet op de huid van mens en dier en zich voedt met bloed [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33793 |
teelballen, testes |
kloten:
klūǝtǝ (P044p Zelem)
|
[JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38]
I-9
|
33791 |
teellid |
speer:
spēr (P044p Zelem)
|
Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b]
I-9
|
33794 |
teelzak |
bors:
bø̜s (P044p Zelem)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a, 37b en 38]
I-9
|
17680 |
teen |
teen:
tiən (P044p Zelem)
|
teen [N 10b (1961)]
III-1-1
|
33850 |
tegelijkertijd galopperen en draven |
doorbreken:
dø̄rbrēkǝ (P044p Zelem)
|
Gelijktijdig galopperen en draven, bijv. met de voorpoten galopperen en met de achterbenen draven, ofwel afwisselend draven en galopperen. De correspondenten kennen hiervoor weinig specifieke woorden: enkel fetteren en springen. Er komen wel een aantal klanknabootsende woorden voor in de betekenis "snel, wild lopen". [N 8, 20, 81c en 81e]
I-9
|
17632 |
tepel |
tet:
tɛt (P044p Zelem)
|
Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40]
I-9
|
34320 |
tepel, tet |
tet:
tęt (P044p Zelem),
tɛt (P044p Zelem),
teutel:
tø̄.tǝl (P044p Zelem)
|
Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.]
I-12
|