e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zelem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tasten tasten: tastǝ (Zelem) Met de hand voelen of de kip op het punt staat te gaan leggen. [N 19, 52; monogr.] I-12
te licht in de rug te licht: tǝ lext (Zelem) Als men teveel achteraan in de kar laadt, kan het paard de kar moeilijker trekken, omdat door het gewicht van de lading de bruikriem omhoogdrukt. Hierdoor kan de kar de neiging hebben om te wippen (zie ook voor het lemma de kar wipt. [N 17, 96 + 99] I-13
teek bloedzuiger: blūtzøͅi̯əgər (Zelem) teek, spinachtig diertje dat zich vastzet op de huid van mens en dier en zich voedt met bloed [N 26 (1964)] III-4-2
teelballen, testes kloten: klūǝtǝ (Zelem) [JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38] I-9
teellid speer: spēr (Zelem) Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b] I-9
teelzak bors: bø̜s (Zelem) [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a, 37b en 38] I-9
teen teen: tiən (Zelem) teen [N 10b (1961)] III-1-1
tegelijkertijd galopperen en draven doorbreken: dø̄rbrēkǝ (Zelem) Gelijktijdig galopperen en draven, bijv. met de voorpoten galopperen en met de achterbenen draven, ofwel afwisselend draven en galopperen. De correspondenten kennen hiervoor weinig specifieke woorden: enkel fetteren en springen. Er komen wel een aantal klanknabootsende woorden voor in de betekenis "snel, wild lopen". [N 8, 20, 81c en 81e] I-9
tepel tet: tɛt (Zelem) Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40] I-9
tepel, tet tet: tęt (Zelem), tɛt (Zelem), teutel: tø̄.tǝl (Zelem) Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.] I-12