33156 |
blad van het strosnijmes |
blad:
blat (P044p Zelem)
|
Het metalen deel van het strosnijmes. Vergelijk ook de lemma''s ''blad van de zeis'' (3.2.11) in aflevering I.3 en ''blad van de zicht'' (4.3.7) in deze aflevering. Zie voor het verschijnsel dat de naam van de gereedschap als geheel ook wordt gebruikt voor het werkend deel ervan, ook het lemma ''vlegelknuppel, slaghout'' (6.1.10) in deze aflevering). Zie afbeelding 18, c. [N 18, 103a]
I-4
|
32972 |
blad, bladeren van een plant |
blad:
blat (P044p Zelem),
bladeren:
blǭrǝ (P044p Zelem)
|
Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.]
I-4
|
19978 |
blaffen |
bassen:
basə (P044p Zelem),
basən (P044p Zelem)
|
blaffen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
34405 |
blaten |
blaken:
blākǝ (P044p Zelem)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
24473 |
blauwe bosbes |
bosbeer:
verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2
boͅsbērə (P044p Zelem)
|
bosbes, alg. [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
29612 |
blauwe klei |
plakgrond:
plɛkgront (P044p Zelem)
|
De blauwe klei in het algemeen en de klei die onder het veen zit in het bijzonder. [N 27, 19b; N 27, 44]
I-8
|
24390 |
blauwe vleesvlieg, bromvlieg |
dol:
doͅlə (P044p Zelem)
|
insect II [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
17691 |
blazen |
blazen:
blōəzə (P044p Zelem)
|
blazen [N 10b (1961)]
III-1-1
|
33780 |
blijvend gebit |
paardstanden:
pē̜ǝtstān (P044p Zelem)
|
Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b]
I-9
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
weerlicht:
(m.)
wēərlext (P044p Zelem)
|
bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)]
III-4-4
|