21675 |
wbd: afzeggen |
roffen:
ps. omgespeld volgens Frings.
rufə (P044p Zelem)
|
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21683 |
wbd: in trek |
goed gelden:
ps. omgespeld volgens Frings.
zə geͅlə gut (P044p Zelem)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21662 |
wbd: katten |
op het varken zetten:
ps. omgespeld volgens Frings.
uptfeͅrəkə gəzeͅt (P044p Zelem)
|
katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21663 |
wbd: verkopen voor |
laten:
ps. omgespeld volgens Frings.
zə lōͅətə (P044p Zelem)
|
verlaten, Zegt men bij u: ik wil die geit voor zoveel geld wel ~ = voor die prijs wil ik ze wel verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22860 |
weddenschap |
wedding:
wödiŋ (P044p Zelem)
|
weddenschap [RND]
III-3-2
|
33821 |
week in de muil |
week in de bek:
wik en dǝ bɛk (P044p Zelem)
|
Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f]
I-9
|
24896 |
weer naar het jaargetijde |
bamisweer:
bōͅməswēər (P044p Zelem)
|
weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25110 |
weerlichtx |
weerlicht:
(m.)
wēərlext (P044p Zelem)
|
weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33820 |
weerstand biedend |
hard in de bek:
hɛt en dǝ bɛk (P044p Zelem)
|
Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e]
I-9
|
21247 |
weg |
weg:
weͅx (P044p Zelem),
wɛx (P044p Zelem)
|
weg [RND], [ZND m]
III-3-1
|