25209 |
windhoos |
kleine houwvrouw:
klēͅn huə vrōͅ (P044p Zelem)
|
klein windhoosje, dwarrelig van bladeren en zand [echelstaart, keujmenke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
30488 |
windroeden |
wissen:
wisǝ (P044p Zelem)
|
Twijgen die men vastbindt op de naden van de dakschilden om het verwaaien van de dakbedekking tegen te gaan. De bandgaarden werden in L 291 vastgebonden met 'wijden' ('wijǝ') of 'witsen' ('wetsǝ'), in K 353 met 'dekbanden' ('dęk˱banǝ'). In K 316 gebruikte men 'dekgaarden' ('d'k˲gšrǝ') om het stro over de hele lengte van het dak vast te leggen. [N F, 10; N 4A, 34d; monogr.]
II-9
|
33832 |
windzuiger |
gaper:
gāpǝr (P044p Zelem),
windzuiger:
went˲zø̜̄gǝr (P044p Zelem)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
22770 |
winnen |
winnen:
winə (P044p Zelem)
|
Winnen. [ZND m]
III-3-2
|
18676 |
winterkleren |
winterdingen:
wentərdiŋə (P044p Zelem)
|
winterkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33238 |
winterwortelen |
poten:
puǝtǝ (P044p Zelem)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
22373 |
wip |
wip:
wep (P044p Zelem)
|
Veerkrachtige lat tegen de zolder die met de karnstok verbonden is. De wip dient om het karnen te vergemakkelijken. [N 12, 52, 53 en 54; A 7, 20]
I-11
|
17612 |
wipneus |
wipneus:
wepnøs (P044p Zelem)
|
neus: wipneus [schortneus, boel, boelneus] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
32461 |
wis |
wis:
wes (P044p Zelem)
|
Lange buigzame twijg waarmee vlechtwerk wordt gemaakt. [N 40, 1; L A1, 199; N 38, 6 add.; monogr.]
II-12
|
32899 |
wis gras om te zavelen |
wis:
wes (P044p Zelem)
|
Enkele zegslieden gaven aan op welke manier het slijpzand op de strekel werd aangebracht, en wel meestal met een wis gras die in het zandblok werd bewaard; soms ook met een lap. [JG 1b add.]
I-3
|