e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zelem

Overzicht

Gevonden: 2292
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bok van het rijtuig schoot: sxūǝt (Zelem) Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als ge√Ømproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.] I-13
bokking boksharing: bukseͅriŋ (Zelem) bokking, gerookte haring [ZND 24 (1937)] III-2-3
bolhoed: algemeen bolhoed: bolhuwt (Zelem), boͅlhut (Zelem) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bolhoed: spotnamen kasserol (<fr.): kəstroͅl (Zelem) bolhoed: spotbenamingen [ketspeng, tiets, hardhoutere] [N 25 (1964)] III-1-3
bolle wangen blaaskaken: blōəskākə (Zelem) wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)] III-1-1
bont als apart kledingstuk pels: peͅls (Zelem) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bont en blauw slaan zwart en blauw slaan: zwɛɛt ɛɛn blaot Xəslāgə (Zelem) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bont geruite langwerpige omslagdoek neusdoek: nyzeͅk (Zelem), nyzik (Zelem) omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)] III-1-3
bonte koe met rode kop bleke: blikǝ (Zelem) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123a] I-11
bonte specht, specht specht: speͅxt (Zelem) specht [ZND 07 (1924)] III-4-1