32445 |
hoge klomp |
muiltje:
mø̜lkǝ (P044p Zelem)
|
Klomp met een hoge en lange, tot boven de wreef doorlopende kap. De klompopening sluit bij dit type klompen goed om de voet zodat er geen klompenriem nodig is. Zie ook afb. 259. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ. De kapklomp die in en rond Venray (L 210) bekend was, was een luxe hoge klomp die versierd was met koperen spijkers. Hij was volgens het Venrays woordenboek (pag. 227), ondanks de hoge kap toch van een leren band voorzien en werd op zondag gedragen.' [N 24, 70b; monogr.]
II-12
|
18376 |
hoge klomp? |
muiltje:
[sic]
mölkə (P044p Zelem)
|
klomp met hoge huif, hoge klomp, zonder riem gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18628 |
hoge pet met opstaand bovenstuk |
kepie:
kəpi. (P044p Zelem)
|
pet met opstaand cylindervormig bovenstuk: het hoge model {afb} [hoge zeje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18352 |
hoge rijgschoen |
bottine:
boͅtinə (P044p Zelem)
|
rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18350 |
hoge schoen met elastieken tussenstukken |
rekschoen:
reksxuwnə (P044p Zelem)
|
schoenen, hoge ~ met elastieken tussenstukken in de schacht [boddekeens] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18349 |
hoge waterdichte schoen |
waterdichte schoen:
wātərdixtə sxuwnə (P044p Zelem)
|
schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33073 |
hok opbinden |
toebinden:
tubenǝ (P044p Zelem)
|
Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.]
I-4
|
19784 |
hond |
hond:
hoͅnt (P044p Zelem, ...
P044p Zelem,
P044p Zelem)
|
hond [Goossens 1b], [Goossens 1b (1960)], [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
21622 |
honderd frank |
honderd frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
hondərtfraŋ (P044p Zelem)
|
100 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20614 |
honger hebben |
honger hebben:
huŋər heͅmə (P044p Zelem)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)]
III-2-3
|