e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zelem

Overzicht

Gevonden: 2292
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijzeren gaffel, oogstgaffel gaffel: gafǝl (Zelem), gáfǝl (Zelem) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3
ijzeren haak aan de puthaak schephaak: sxøphōk (Zelem) [N 12 (1961)] I-7
ijzertje onder een schoen ijzertje: ēͅzərkə (Zelem) ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)] III-1-3
in de schil gekookte aardappelen varkenspatatten: Syst. Frings  vɛrəkəspətɛtə (Zelem) In de schil gekookte aardappelen (zwelmennekes?) [N 16 (1962)] III-2-3
in een beek baden baden: bōə (Zelem) In een beek baden. [ZND 33 (1940)] III-3-2
ingooien (in een kuiltje) gooien: gui̯ǝ (Zelem) [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 14 en 15] I-5
inhalen voorbijrijden: vǝrbē̜rē̜ǝ (Zelem) Gaan twee karren achter elkaar en gaat de laatste vlugger vooruit dan de eerste, dan zal ze haar voorganger inhalen. [JG 1a, 1b] I-10
inkappen, eerste slagen maken met de zicht gang kappen: gaŋk kapǝ (Zelem), inkappen: enkapǝ (Zelem), kappen: kapǝ (Zelem) De eerste slagen met de zicht maken in een aan te maaien akker en tevens het uitvoeren van de "eerste fase" van de zichtbehandeling; zie de algemene toelichting van deze paragraaf. De terminologie wordt soms ook gebruikt voor het maken van de eerste gang voor de maaimachine; dit wordt uitdrukkelijk vermeld in K 316, L 270, 294, 320c, 355, 360, 372, 419, 420, 432, P 186, Q 99*, 121c, 197, 197a. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [maaien], zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) en de klankkaart (kaart 7) in aflevering I.3. [N 15, 16j; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 23, 16.2; L 48, 32.2; Lu 1, 16.1a; monogr.; add. uit N 15, 16f] I-4
inkomsten inkomen: ps. omgespeld volgens Frings.  eŋkōmə (Zelem) inkomsten, de ontvangsten, het inkomen [inkomende, inbeur?] [N 21 (1963)] III-3-1
inkt inkt: iŋk (Zelem) inkt [ZND m] III-3-1