32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (P044p Zelem),
gáfǝl (P044p Zelem)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
33634 |
ijzeren haak aan de puthaak |
schephaak:
sxøphōk (P044p Zelem)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
18348 |
ijzertje onder een schoen |
ijzertje:
ēͅzərkə (P044p Zelem)
|
ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20684 |
in de schil gekookte aardappelen |
varkenspatatten:
Syst. Frings
vɛrəkəspətɛtə (P044p Zelem)
|
In de schil gekookte aardappelen (zwelmennekes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22786 |
in een beek baden |
baden:
bōə (P044p Zelem)
|
In een beek baden. [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|
33181 |
ingooien (in een kuiltje) |
gooien:
gui̯ǝ (P044p Zelem)
|
[N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 14 en 15]
I-5
|
34012 |
inhalen |
voorbijrijden:
vǝrbē̜rē̜ǝ (P044p Zelem)
|
Gaan twee karren achter elkaar en gaat de laatste vlugger vooruit dan de eerste, dan zal ze haar voorganger inhalen. [JG 1a, 1b]
I-10
|
33030 |
inkappen, eerste slagen maken met de zicht |
gang kappen:
gaŋk kapǝ (P044p Zelem),
inkappen:
enkapǝ (P044p Zelem),
kappen:
kapǝ (P044p Zelem)
|
De eerste slagen met de zicht maken in een aan te maaien akker en tevens het uitvoeren van de "eerste fase" van de zichtbehandeling; zie de algemene toelichting van deze paragraaf. De terminologie wordt soms ook gebruikt voor het maken van de eerste gang voor de maaimachine; dit wordt uitdrukkelijk vermeld in K 316, L 270, 294, 320c, 355, 360, 372, 419, 420, 432, P 186, Q 99*, 121c, 197, 197a. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [maaien], zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) en de klankkaart (kaart 7) in aflevering I.3. [N 15, 16j; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 23, 16.2; L 48, 32.2; Lu 1, 16.1a; monogr.; add. uit N 15, 16f]
I-4
|
21687 |
inkomsten |
inkomen:
ps. omgespeld volgens Frings.
eŋkōmə (P044p Zelem)
|
inkomsten, de ontvangsten, het inkomen [inkomende, inbeur?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|