e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zelem

Overzicht

Gevonden: 2292
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jasje van het mantelpak completjasje (<fr.): kompleͅjaskə (Zelem) jasje van het mantelpak [N 23 (1964)] III-1-3
jasje van het zwarte pak zwart jasje: zweͅt jaskə (Zelem), zwarte jas: zweͅtə jas (Zelem) jas van het zwarte pak, vaak kort [N 23 (1964)] || jas, zwarte ~ met korte slippen [sem] [N 23 (1964)] III-1-3
jasschort jasvoorschoot: jasvysxyt (Zelem) schort die aan de voorkant als een jas wordt dichtgeknopt [N 24 (1964)] III-1-3
jeuken jeuken: jøkt (Zelem) jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)] III-1-2
jong (bijv.nw.) jong: znd 1 a-m; znd 27, 46;  jŏĕng (Zelem) jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)] III-2-2
jong (bn.) jong: znd 1 a-m; znd 27, 46;  jŏĕng (Zelem) jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)] III-2-2
jong dat pas kan vliegen vlug: vløch (Zelem) Vlug jong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
jong dat pluimen begint te krijgen duivelshaar: dyvəlshōər (Zelem) Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
jong varken bag: bax (Zelem), báx (Zelem), klein varkentje: klę vęrǝkskǝ (Zelem), kurre: kørǝ (Zelem) Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.] I-12
jonge geit geitetje: gē̜tǝkǝ (Zelem) [N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.] I-12