| 33622 |
mestvaalt |
mesthof:
meͅi̯.stoͅf (P177p Zepperen),
mesthoop:
meͅi̯.shoͅup (P177p Zepperen),
aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019
meeshoop (P177p Zepperen)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)]
I-7
|
| 34364 |
mestvarken |
vetvarken:
vętfɛ.rǝkǝ (P177p Zepperen)
|
Een varken dat gehouden worden om vet te mesten. [JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49e; N C, add.; N 19, Q 111 add.; N 19, Q 204a add.; monogr.]
I-12
|
| 25625 |
met afgebarsten korst, gezegd van brood |
afgezakt brood:
āfgǝzak brōt (P177p Zepperen)
|
De oorspronkelijke vraagstelling in N 29, 70 luidde: "Hoe noemt u brood dat tussen korst en kruin is afgebarsten?" Het feit dat ''kruin kruim'' had moeten zijn, heeft de beantwoording niet noemenswaardig be√Ønvloed. Het lemma valt uiteen in verschilllende grammaticale categorieën.' [N 29, 70; N 29, 69a; monogr.]
II-1
|
| 17868 |
met de linkerhand |
met de linkse hand:
ber lenkschehand (P177p Zepperen)
|
met de linkerhand [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
| 25389 |
met de poten roeren |
roeren:
ryǝrǝ (P177p Zepperen)
|
Met de poten in het water bewegen om zo de haren beter te kunnen weken. [N 28, 22; monogr.]
II-1
|
| 33999 |
met de zweep slaan of geluid geven |
kraken:
krǭ.kǝ (P177p Zepperen)
|
Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.]
I-10
|
| 22641 |
met een drijftol spelen |
konkerellen:
koenkerelle (P177p Zepperen)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
| 22760 |
met een priktol spelen |
doppen:
doppe (P177p Zepperen)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
| 22895 |
met een zelfgemaakte tol spelen |
konkerellen:
koenkerelle (P177p Zepperen)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
| 34140 |
met opgeheven staart rondlopen |
biezen:
bizǝ (P177p Zepperen),
bīi̯zǝ (P177p Zepperen)
|
[N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|