33706 |
natuurlijke waterloop |
beek:
bēk (P177p Zepperen),
bęi̯k (P177p Zepperen)
|
Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.]
I-8
|
28582 |
nauwelijks stekende bijen |
zachte bijen:
zaxtǝ bi-jǝ (P177p Zepperen),
zoete bijen:
zȳtǝ bi-jǝ (P177p Zepperen)
|
Volk dat nauwelijks steekt. Het ene ras is zachtaardiger dan het andere. Dit kan een gevolg zijn van veredeling op zwermtraagheid en krachtig broeden. Deze twee factoren verminderen de lust tot steken. [N 63, 73e; Ge 37, 126; monogr.]
II-6
|
18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
juste:
van personen; secuur wordt niet gebruikt
dzjŭŭs (P177p Zepperen)
|
Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND]
III-1-4
|
28540 |
neerstrijken op de vliegplank |
vallen:
valǝ (P177p Zepperen)
|
Het neerstrijken van de bij op de vliegplank van korf of kast, wanneer ze na een honingvlucht thuiskomt. [N 63, 45]
II-6
|
17629 |
nek |
nak:
nak (P177p Zepperen)
|
Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b]
I-9
|
17905 |
nemen, pakken |
nemen:
neiiəmə (P177p Zepperen)
|
nemen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
25594 |
netborstel |
meelborstel:
mi-jǝlbosǝl (P177p Zepperen)
|
Borstel, kwast of handveger die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. Volgens informanten (in L 289b, L 318b en Q 18, Q 112b) gebeurt dit ook wel met de hand. [N 29, 40b; monogr.]
II-1
|
25595 |
netvloeistof |
koffie:
kafǝ (P177p Zepperen)
|
Vloeistof die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. In dit lemma zijn alleen de benamingen opgenomen die een vloeistof of vloeibare substantie aanduiden. Naast een vloeibaar middel gebruikt men ook wel eens een vast product blijkens de opgaven suiker (Q 121), ei (L 269, Q 117a), aardappelenmeel (K 278, L 383, Q 97), bloem (Q 95). Deze laatste benamingen zijn niet verder in dit lemma opgenomen. Daarnaast zijn er allerlei combinaties van een vloeistof met een andere vloeistof of een vast product mogelijk zoals: water waarin wat suiker of ge-klopt eiwit (L 427), meel en water (L 291, Q 35), aardappelmeel met water (L 292, 321, 330, Q 121e), koffie en melk (Q 12), geklopt ei met melk (L 432), witte bloem met water (L 377), eiwit en water (Q 18), zemelen en water (L 270). Deze combinaties zijn ook niet fonetisch gedocumenteerd. Uiteindelijk valt het lemma uiteen in twee groepen. De ene groep bevat algemene benamingen voor "netvloeistof", de tweede groep geeft de benamingen van een bepaald soort vloeistof of vloeibare substantie die als "netvloeistof" gebruikt wordt. [N 29, 40c; N 29, 40d; monogr.]
II-1
|
34208 |
nierbekkenontsteking |
dresen:
drø̄ǝzǝ (P177p Zepperen)
|
Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43]
I-11
|
34265 |
nieren |
nieren:
nīrǝ (P177p Zepperen)
|
Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d]
I-11
|