27448 |
beton |
beton:
bǝtǫ̃n (P177p Zepperen)
|
Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.]
II-9
|
30046 |
beton storten |
beton gieten:
[beton] gitǝ (P177p Zepperen)
|
De aangemaakte vloeibare beton in de bekisting gieten. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(beton)' het lemma 'Beton'. [N 30, 51c]
II-9
|
30048 |
betonhouw |
vierhoek:
viruk (P177p Zepperen)
|
Riek waarvan de twee tanden loodrecht op de steel staan. Het werktuig wordt gebruikt bij het maken van beton om de verschillende bestanddelen dooreen te mengen. Zie ook afb. 24. [N 30, 49; monogr.]
II-9
|
30047 |
betonmolen |
molen:
mø̄lǝ (P177p Zepperen)
|
Toestel dat wordt gebruikt bij het aanmaken van met name grote hoeveelheden betonspecie. De betonmolen bestaat uit een peer- of cilindervormige mengtrommel met een nuttige inhoud van 50 tot 1000 liter die door een een elektromotor of een verbrandingsmotor wordt aangedreven. In de mengtrommel zijn schoepen aangebracht die tijdens het ronddraaien van de trommel de betonspecie mengen. Boven de molen is een waterreservoir geplaatst waaruit de vereiste hoeveelheid water automatisch aan het mengsel wordt toegevoegd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 50; monogr.]
II-9
|
30040 |
betonzand |
bergkiezel:
bɛrǝxkrizǝl (P177p Zepperen)
|
Grove, kiezelachtige zandsoort die wordt gebruikt bij de bereiding van beton. 'Maaszand' was volgens de invuller uit L 316 een grove zandsoort. Zie ook het lemma 'Metselzand'. [N 30, 48]
II-9
|
21516 |
betrappen |
opdoen:
opdoe[i}n (P177p Zepperen),
pakken:
pakke (P177p Zepperen)
|
betrappen [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
18157 |
betten van een wonde |
baden:
bijë (P177p Zepperen, ...
P177p Zepperen)
|
een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
24561 |
beuk |
beuk:
gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk
buik (P177p Zepperen),
buuk (P177p Zepperen)
|
beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)]
III-4-3
|
20786 |
beurs, overrijp |
fauxcas:
fo-ka (P177p Zepperen),
overrijp:
euverreeëp (P177p Zepperen),
rijp:
rɛiep (P177p Zepperen),
te rijp:
tə räjəp (P177p Zepperen)
|
beurs [ZND 01 (1922)] || overrijp, murw [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
34498 |
bevruchten |
vogelen:
foxǝlǝ (P177p Zepperen)
|
Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|