e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zepperen

Overzicht

Gevonden: 2267
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beton beton: bǝtǫ̃n (Zepperen) Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.] II-9
beton storten beton gieten: [beton] gitǝ (Zepperen) De aangemaakte vloeibare beton in de bekisting gieten. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(beton)' het lemma 'Beton'. [N 30, 51c] II-9
betonhouw vierhoek: viruk (Zepperen) Riek waarvan de twee tanden loodrecht op de steel staan. Het werktuig wordt gebruikt bij het maken van beton om de verschillende bestanddelen dooreen te mengen. Zie ook afb. 24. [N 30, 49; monogr.] II-9
betonmolen molen: mø̄lǝ (Zepperen) Toestel dat wordt gebruikt bij het aanmaken van met name grote hoeveelheden betonspecie. De betonmolen bestaat uit een peer- of cilindervormige mengtrommel met een nuttige inhoud van 50 tot 1000 liter die door een een elektromotor of een verbrandingsmotor wordt aangedreven. In de mengtrommel zijn schoepen aangebracht die tijdens het ronddraaien van de trommel de betonspecie mengen. Boven de molen is een waterreservoir geplaatst waaruit de vereiste hoeveelheid water automatisch aan het mengsel wordt toegevoegd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 50; monogr.] II-9
betonzand bergkiezel: bɛrǝxkrizǝl (Zepperen) Grove, kiezelachtige zandsoort die wordt gebruikt bij de bereiding van beton. 'Maaszand' was volgens de invuller uit L 316 een grove zandsoort. Zie ook het lemma 'Metselzand'. [N 30, 48] II-9
betrappen opdoen: opdoe[i}n (Zepperen), pakken: pakke (Zepperen) betrappen [ZND 32 (1939)] III-3-1
betten van een wonde baden: bijë (Zepperen, ... ) een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] III-1-2
beuk beuk: gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk  buik (Zepperen), buuk (Zepperen) beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)] III-4-3
beurs, overrijp fauxcas: fo-ka (Zepperen), overrijp: euverreeëp (Zepperen), rijp: rɛiep (Zepperen), te rijp: tə räjəp (Zepperen) beurs [ZND 01 (1922)] || overrijp, murw [ZND 31 (1939)] III-2-3
bevruchten vogelen: foxǝlǝ (Zepperen) Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12