e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zepperen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stenen pot, keulse pot kroeg: kroeg (Zepperen), pot: pot (Zepperen) een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)] III-2-1
stenendrager karelenman: krilǝmān (Zepperen) De handlanger die speciaal belast is met het aandragen van de metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste termen het lemma 'handlanger'. [N 30, 2d; N 31, 16b; monogr.] II-9
stengel, steel stam: stam (Zepperen) Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
sterke / ruwe kerel duivel: das ne raven duvel (Zepperen) dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] III-3-1
sterke trasmortel brayeurmortie: breø̜̄rmǫrte (Zepperen) Mortel bestaande uit tras en kalk, volgens de invuller uit Q 35a gebruikt voor waterdicht werk. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 37b] II-9
stier var: vɛr (Zepperen), vɛ̄ǝr (Zepperen) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijfsel stijfsel: samen met znd 7, 48  stɛsəl (Zepperen) de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijfselpap stijfsel: stessel (Zepperen), stɛssel (Zepperen), stijfselwater: stêselwetter (Zepperen) stijfselpap [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijgbeugels stijgbeugels: stī.bøy.gǝls (Zepperen) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10
stilstaan hou: hōu̯ (Zepperen) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10