e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zepperen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verschillende knikkerspelen jagen: jāgə (Zepperen), stop spelen: stoͅpspēlə (Zepperen) Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] III-3-2
verse koe gekalfde koe: gǝkalfdǝ kau̯ (Zepperen) Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60] I-11
verslachten verliezen: vørlizǝ (Zepperen) Verminderen in gewicht van het vlees ten gevolge van het slachten. [N 28, 97] II-1
versleten versleten: vərslɛtə (Zepperen) verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)] III-1-3
verstopte speen lamme deem: lāǝm dɛm (Zepperen) Speen waaruit wegens verstopping geen melk komt. [N 3A, 67a] I-11
versuikeren stollen: stollen (Zepperen) Hard worden van de honing of het kristalliseren van honing: het overgaan van vloeibare vorm naar vaste. Dan is hij versuikerd. Voor de consumptie is versuikerde of gekristalliseerde honing niet minder geschikt dan de vloeibare. Hieruit blijkt dat de honing niet is verhit. [N 63, 118; Ge 37, 182; monogr.] II-6
verteerde mest kort mest: kǫt [mest] (Zepperen) De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.] I-1
vertikale paal in een poort slaglat: slāxlat (Zepperen) Een rechtstaande, uitneembare paal in het midden van een poort, waartegen de beide poortvleugels gesloten kunnen worden. Deze paal is aan de bovenzijde meestal verankerd achter een gebogen stuk ijzer, aan de onderzijde in een gat. De paal wordt weggenomen als de poort helemaal geopend moet worden. De paal is onbekend in een groot aantal plaatsen. Door functionele overeenkomst kunnen de benamingen ook wel gebruikt worden voor andere soorten sluitbalken (zie deze lemmata). Zie ook afbeelding 18.g bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42e; N 5, 104; A 49, 4; add. uit N 5A, 93c] I-6
vertuieren herpaggen: hɛrpagǝ (Zepperen) Het verplaatsen van het vee, telkens wanneer een stuk wei is afgegraasd. [L 40, 21b; monogr.] I-11
vervliegen vervliegen: vǝrvlīgǝ (Zepperen) In een verkeerde korf of kast vliegen. Door verschillende factoren kunnen zowel de koningin als de werksters als de darren naar de verkeerde korf of kast vliegen. [N 63, 36b] II-6