33446 |
dubbele toegangspoort van een gesloten erf |
poort:
[poort] (P177p Zepperen)
|
De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.]
I-6
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
døͅvə hāə ... (P177p Zepperen),
dəvə haa ... (P177p Zepperen),
Pl. [deuve]
d".f (P177p Zepperen)
|
Duif. [Goossens 1b (1960)] || Duivenhouden is een ... (iest dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)]
III-3-2
|
21965 |
duivenhok |
duivenkot:
d"vəkòt (P177p Zepperen),
dø̜̄vǝkǫt (P177p Zepperen)
|
Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
val:
val (P177p Zepperen),
vàl (P177p Zepperen)
|
Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6, III-3-2
|
34239 |
dunne melk |
dunne melk:
dyn mɛlk (P177p Zepperen)
|
Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74]
I-11
|
19310 |
durven |
durven:
derven (P177p Zepperen)
|
durven [ZND 25 (1937)]
III-1-4
|
17895 |
duwen |
duwen:
daowə (P177p Zepperen)
|
duwen [RND]
III-1-2
|
33217 |
e. bijzondere rieken, naar het gebruiksdoel |
klaverriek:
klǭvǝrrik (P177p Zepperen)
|
[N 18, 24]
I-5
|
28512 |
een baard maken |
baard maken:
baard maken (P177p Zepperen)
|
Het vormen van een tros bijen rond het vlieggat tegen de ingang en soms aan de randen van de vliegplank. Het is een voorteken tot zwermen. Een splitsing van het volk is op komst. Daarom gaan de werksters alvast bij duizenden rond het vlieggat hangen, poot-in-kaak. Ook tal van haalbijen sluiten zich bij de tros of baard aan, wachtend op het moment van uitzwermen. [N 63, 30a]
II-6
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham bereiden:
ənə bo̞ͅtəram brēͅjə (P177p Zepperen)
|
smeren [RND]
III-2-3
|